Wij maken gebruik van cookies. U vindt meer informatie in ons Privacy statement.

Levende Sloten In Beeld

Inhoudsopgave

Ondiepe kleine plassen

Ondiepe (kleine) plassen hebben overwegend helder water, zijn matig begroeid en een gevarieerde en soortenrijke visstand en waterdiertjes. Plassen hebben verhoudingsgewijs een groter oppervlak aan open water en minder oeverlengte. Dit heeft twee belangrijke ecologische gevolgen:

  1. Door het grote oppervlak hbben wind en golven vrij spel. Waterplanten vestigen zich hierdoor minder goed en we zien vaak wat grotere onbegroeide delen;
  2. De stengels van moerasplaten zoals rietlangs de oevers is een schuilplaats voor jonge snoeken. Zonder deze schuilplaats lopen ze kans door hun oudere, vaak grotere soortgenoten, opgegeten te worden. In plassen met een slecht begroeide oeverzone zien we daarom vaak enkele grote snoeken en weinig jonge snoeken. Door de geringe oeverlengte hebben ze een kleinere overlevingskans.

Ondiepe plassen zijn gevoeliger voor voedselverrijking. Niet alle voedingsstoffen worden opgenomen door waterplanten, waardoor algen meer kans hebben. De afwezigheid van voldoende jonge snoeken leidt ertoe dat de witvispopulaties omvangrijk kunnen zijn. Witvissen eten dierlijk plankton met als gevolg dat de graasdruk op de algen laag is. Een ondiepe plas slaat daarom sneller om naar troebel, algenrijk water. Een groot verschil met bijvoorbeeld een sloot.